SV | En Abraham noemde den naam zijns zoons, dien hem geboren was, dien hem Sara gebaard had, Izak. |
WLC | וַיִּקְרָ֨א אַבְרָהָ֜ם אֶֽת־שֶׁם־בְּנֹ֧ו הַנֹּֽולַד־לֹ֛ו אֲשֶׁר־יָלְדָה־לֹּ֥ו שָׂרָ֖ה יִצְחָֽק׃ |
Trans. | wayyiqərā’ ’aḇərâām ’eṯ-šem-bənwō hannwōlaḏ-lwō ’ăšer-yāləḏâ-llwō śārâ yiṣəḥāq: |
En Abraham noemde den naam zijns zoons, dien hem geboren was, dien hem Sara gebaard had, Izak.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
En Abraham noemde den naam zijns zoons, dien hem geboren was, dien hem Sara gebaard had, Izak.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!